doors.jpg

Zondag 13 november 2016 - VAN VEROVEREN NAAR LOSLATEN

33e zondag door het jaar – C
Lezingen: Maleachi 3:19-20a en Lucas 21:5-19
 
Afgelopen woensdag stond ik In het Vu-ziekenhuis in Amsterdam aan het bed van een vrouw die net gestorven was. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om ook even op bezoek te gaan bij een parochiane die net een kind gekregen had. Toen is me wat opgevallen. Als er een kindje wordt geboren, heeft het zijn handjes gebald tot vuistjes. Alsof het wil zeggen: ‘na mijn geboorte ga ik de wereld veroveren’. Als mensen dood zijn, dan zijn de vuisten verdwenen. Dan liggen de handen losjes over elkaar. De vrouw die gestorven was, lag daar vredig en rustig. Het leek wel alsof ze in heel haar ontspannen lichaam zei: ‘God, ik ben naar U gegaan met lege handen. Mijn enige werkelijke houvast is mijn zilveren rozenkrans.’
 
Als je geboren wordt, wil je als mens de wereld veroveren. Aan het einde van je leven moet je alles loslaten. Veroveren en loslaten. Tussen deze twee polen speelt ons leven zich af. In de eerste periode van je leven ligt de nadruk op veroveren. Als klein kind begin je al. Je trekt het tafelkleed naar je toe, je plundert de ladekast. Niets is veilig voor je. Je wil alles in handen krijgen. En naarmate je ouder wordt en volwassener, des te groter wordt je veroveringsdrang. Je wil kennis opdoen, andere landen en plaatsen bezoeken, een geweldige baan, een schitterend huis, de wereld ontdekken. Je wilt de hele wereld naar je toehalen.
 
Maar je leert ook al vroeg dat je moet leren loslaten. De navelstreng, die je als moeder zo intiem verbindt met je kind, moet worden doorgeknipt. Een kind, dat wil leren lopen, grijpt naar de handen van zijn moeder. Maar hij zal ook moeten leren die handen weer los te laten. Later moet je je ouderlijk huis loslaten. Als je ouder wordt, moet je je ouders, je kinderen loslaten, soms verliezen we ze voortijdig en gaat het kind al zijn laatste grens over. Over loslaten gesproken! En in ons hart protesteren we hartverscheurend, want kinderen behoren niet vóór hun ouders te gaan!
 
Als je ouder wordt, weet je wat afstaan betekent. Je verliest je man, je vrouw, je baan. Je levert geweldig in op je gezondheid en je bewegelijkheid. Je hebt het gevoel dat je niet meer verovert, maar steeds meer inlevert. Totdat de dag komt dat je zelfs je ledikant, waarin je ligt, niet meer vast kunt houden. Je komt terecht in een vrije val. Je handen zijn volkomen leeg. Loslaten. Vaak maak ik het mee dat kinderen zorgzaam met z'n allen rond het bed van hun vader of moeder staan. Al gauw is het erg warm en benauwd in de kamer. Ik geef dan meestal het advies om koffie te gaan drinken. En dan gebeurt het nogal eens dat vader of moeder sterft, als iedereen weg is. Je hoort het zo vaak: als de kinderen weg zijn, kunnen ze pas echt het leven loslaten.
 
Aan het begin van het kerkelijk jaar vieren we Advent en Kerstmis. Het gaat dan om de geboorte van een klein kind. Hij zal de wereld veroveren. Al op 33-jarige leeftijd is de klus geklaard. Blijkbaar hoef je niet eens zo oud te worden om het leven te begrijpen. We hebben het feest van Pasen gevierd, waarbij de Mensenzoon zijn handen heeft leeggemaakt als geen ander. Het komt van zijn lippen: ‘In uw handen, Vader, beveel ik mijn geest en niet mijn wil geschiede, maar de uwe.’ Volgende week zondag is het de laatste zondag van het kerkelijk jaar. Dan zullen wij die woorden onnieuw horen. En daarmee is de cirkel rond.
 
Veroveren en loslaten. Daar gaan ook de lezingen van vandaag over. Het zijn overigens geen prettige lezingen. Maleachi profeteert: ‘Zie de dag gaat komen, de dag die als een oven brandt’. En Lucas voorspelt: ‘Er zal strijd zijn van volk tegenover volk en van Koninkrijk tegenover Koninkrijk. Er zullen hevige aardbevingen zijn en pest, nu hier, dan daar, schrikwekkende dingen en aan de hemel geweldige tekenen’. In onze tijd zijn deze lezingen weer uiterst actueel. Veel plekken in de wereld waar de wanorde heerst, oorlog, honger en geweld. Mensen weggebombardeerd, massaal op de vlucht. Overal verwoeste steden en straten. Eigenlijk is er niets nieuws onder de zon. En er zijn, ook in onze tijd, nogal wat mensen die zeggen dat het einde van de wereld in aantocht is. Alles wat wij in de wereld veroverd hebben, zullen we weer los moeten laten. En de onheilsprofeten horen God al met zijn sleutels rammelen. God die op het punt staat bij ons binnen te vallen: ‘Opschieten, dames en heren, het is de hoogste tijd, sluitingstijd.’
 
Eind augustus begin september van het jaar 70 brandt de tempel van Jeruzalem af. Als Lucas zijn evangelie schrijft is dat verleden tijd. Als Marcus in Rome zijn evangelie samenstelt, en Paulus de meeste van zijn brieven schrijft, is het nog toekomst. Jezus heeft voorspeld dat er van de tempel geen steen op de ander zou blijven liggen. Daar hoefde je niet eens een profeet voor te zijn! Iedereen kon dat eigenlijk. De tempel werd op twee manieren bedreigd: van binnenuit, zoals Jezus uitschreeuwt als hij de kooplui de tempel uitranselt; maar ook van buitenaf. De Romeinen zagen de tempel als symbool van de Joodse weerstand. Veel Joden en veel christenen verwachtten dat met de ondergang van de tempel de hele wereld vuur en vlam zou vatten. Marcus was daarvan overtuigd. Lucas niet, maar hij had gezien dat, toen de tempel van Jeruzalem was verwoest, de wereld gewoon bleef voortbestaan. Maar ook hij verbindt de toekomst van de wereld aan het lot van de tempel in Jeruzalem. Zoals het vergaan is met de tempel, zo zal het vergaan met de wereld.
 
De woorden van Lucas zijn profetisch. Kijken we maar om ons heen naar de tempel die aarde heet. We zijn die aan het verwoesten. Ons heel milieu wordt aangetast, bomen sterven af, diersoorten verdwijnen, de lucht is met lood beladen, het water stinkt van de afvalstoffen, de ozonlaag is op verschillende plaatsen kapot, en in de economie en politiek vechten volkeren om wat er nog over is. Er zijn echter ook hoopgevende tekens. Er is een ‘Zo(o)n van gerechtigheid’ waar de profeet Maleachi het over heeft in de eerste lezing. Er zijn duizenden en duizenden mensen die zich dag en nacht inzetten voor mensenrechten, vrede en rechtvaardigheid, Die groepen zijn er al lang, ze waren er vanaf het begin. Zij zijn vaak vervolgd, ze tellen duizenden martelaren in Latijns-Amerika, in Azië, over de hele wereld, in ons eigen land. Lucas is arts en hij stelt zijn diagnose: onze oude aarde is verziekt.
 
Profetische mensen zijn geen pessimisten, maar ook geen mooipraters. Ze wijzen op wat verkeerd is met ons en de wereld, maar ze wijzen ons ook hoopvolle wegen. Er komt een tijd dat volkeren vrede met elkaar sluiten. De wereld zal worden gered en veilig zijn. Pessimisten hebben geen uitzicht, willen ook geen uitweg meer zien. Ze besterven het van schrik, omdat geen steen in de wereld op de andere zal blijven liggen. Maar dromen komen nooit uit de lucht vallen. Je moet er mee aan de slag. Zoals de ondergang van de wereld ook niet ‘zomaar’ uit de lucht komt vallen. Zoals ook liefde en trouw niet ‘zomaar’ uit de lucht komen vallen. De wereld is bang, zo bang, dat de engel zijn boodschap aan Maria begint met: ‘Vreest niet, Maria’.
 
Veroveren en loslaten. Tussen die twee polen speelt ons leven zich af. Jezus heeft ons duidelijk gemaakt dat alleen die mens toekomst heeft, die zijn handen leeg weet te maken. Inleveren is geen teken van zwakte, maar het einde van een levensproces, waarin je leert dat alleen die handen toekomst hebben, die leeg zullen zijn. En zij zullen door God opnieuw worden gevuld met nieuw leven, met Zijn eeuwig leven.
 
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam