kerststalGiotto.jpg

Woensdag 1 maart 2017 - HET DONKERE BOS

Aswoensdag
Lezingen: Joël 2:12-18 en Matteüs 6:1-6.16-18
 
In de H. Schrift is de woestijn het beeld geworden van niet-weten, van hulpeloos-zijn. Het beeld van de gure winter, van barre tijden. Het beeld van de verwarring en dreiging van alle kanten. Sprookjes spreken over het donkere bos”, waarin Hans en Grietje, Roodkapje en Kleinduimpje terechtkomen. Ze worden letterlijk het bos ingestuurd. In donkere bossen binden ook helden de strijd aan met afschuwelijke slangen en zevenkoppige draken. Na veel tegenslag en strijd weten de ridders uiteindelijk hun prinsessen te bevrijden.
 
De woestijn - het donkere bos - is het beeld van alle tijden. Ook wij leven in een tijd met ongebaande wegen, zonder uitweg. Waar stevenen we met z'n allen op af? Ook de kerk lijkt uit de koers geraakt, lijkt niet te weten welke kant zij uit moet of uit gaat. 'n Wereld, 'n kerk zonder diepgang? Maar de woestijn, dat donkere bos, is een beeld van alle tijden: elk mens, elk volk en elke tijd moet erdoorheen. Elke tijd kent zijn woestijnervaringen. Het jonge Joodse meisje Anne Frank schrijft op 15 juli 1944 in haar dagboek: ‘Ik zie hoe de wereld steeds meer in een woestijn herschapen wordt. Ik hoor de aanrollende donder die ook ons zal doden. Ik voel het leed van miljoenen mensen mee. Maar toch, als ik naar de hemel kijk, dan weet ik dat alles zich weer ten goede zal wenden en dat er weer rust en vrede in de wereld¬orde zal komen’.
 
In het 8ste hoofdstuk van het boek Deuteronomium lezen we hoe Mozes, staande aan de overzijde van de Jordaan, de Thora - waarin God de wereld op de juiste koers wil houden - begint te ontvouwen. Hij houdt ons voor: ‘Blijf ook in tijden van voorspoed denken aan de tocht van veertig jaar woestijn!’ Want in perioden van welvaart is de mens als gauw vergeten dat er een God is die ons heeft ontrukt aan de ijzeren klauwen van dat donkere bos - dat verschrikkelijke land, dat oord zonder water. Blijf denken aan de verschrikkelijke tocht. Het zal je behoeden tegen overmoed en menselijke trots. Zeker als je in al je macht meent dat we als mensen zélf die welvaart en voorspoed hebben bereikt. Nooit, zegt Mozes, mogen we vergeten dat we een bevrijd en verlost volk zijn. Deze ervaring vormt de bron van leven, de bron van ons bestaan.
 
Blijf denken aan die tocht door de woestijn. Blijf denken aan al die keren dat je tot je nek toe in de modder zat en God je eruit haalde. Vergeet nooit dat er tóch een toekomst mogelijk bleek, toen er geen zicht op redding meer was. Hoe vast je ook in je leven zit: altijd is er een uitweg. Ook als je vastzit in 't leven, in je vriendschap, in je liefde: blijf geloven in die bevrijdende tocht door de woestijn. Voor gelovige mensen bestaan er geen doodlopende wegen. Het land zal altijd groener zijn aan de andere kant van de heuvel!
 
Woestijnervaringen zijn niet altijd negatief. In de woestijn kunnen mensen ook uitgroeien tot volwassen mensen. Uitgerekend in ontberingen van de woestijn wordt het volk steeds meer het volk van God. Mensen die gelouterd zijn en zich weer naar God toekeren. Jezus wil ons de weg wijzen in de woestijn. Hij zegt het heel concreet: ‘Ik ben de weg’. Hij is de énige begaanbare weg in ons leven, met de belofte dat er weer een tijd zal komen waarin de droge en troosteloze steppe weer tot bloei zal komen. Je leven wordt weer vruchtbaar.
 
Woestijn, dor en droog. Er is niemand te vinden, niets om je aan vast te houden, niets om achter of onder te schuilen. Een knagend gevoel van: wat moet ik hier? Wanneer we loslaten wat ons vertrouwd is, dan voelen we ons hulpeloos en alleen. Dan komen we terecht in ’n leegte die ons verweesd achterlaat. Woestijn is: hevig terugverlangen naar de goede oude tijd, naar wat we hadden, terug naar de vleespotten van Egypte. En toch weten dat we niet terug kunnen, dat dát ons geen échte vreugde geeft. Waar vind je de woestijn? In de gevangenis, in ziekte en sterven, in stilte en eenzaamheid. Ieder mens heeft zijn eigen woestijn, durven we er in te gaan?
 
De evangelielezing van vanavond is genomen uit het hart van de Bergrede. Het gaat over de drie voornaamste woorden uit de vastentijd: over aalmoezen geven, bidden en vasten. Drie woorden die passen bij de woestijn. De vastentijd, de woestijntijd, het donkere bos, moet je leren hoe je opstelling is tegenover de materiële dingen, tegenover welvaart en bezit. Wij leven in een tijd, waarin wij onszelf als mens wat al te graag centraal stellen. ‘Zelfontplooiing’ is de slogan. Kunnen we nog wel delen van wat we hebben? Wij hebben het vaak over verslaving en denken daarbij aan verdovende middelen. Maar elk mens lijdt aan verslaving, want elk mens vindt bij tijd en wijle dingen belangrijker dan de mensen om je heen.
 
De vastentijd is een oefentijd naar Pasen. Je handen leegmaken om ze te kunnen vullen met Verrijzenis. In de vastentijd gaat het om deze drie woorden: vasten, bidden en aalmoezen geven. En wat dat laatste betreft: het gaat om meer dan 'n paar geldstukken. Het mag best 'n beetje pijn doen, als je geldbeurs wat dunner wordt. Gelukkig ben je, als je er iets anders voor moet laten staan. Onder aalmoezen geven wordt ook verstaan: iets van je tijd aan anderen geven, het verdriet met anderen delen, geduld hebben met elkaar. En zo groeien we toe naar een nieuwe stijl van leven.
 
Straks worden we getekend met een kruis van as. We gaan met z'n allen de nachtschuit in. Er komt een tijd van vasten, boete, bidden en mededeelzaamheid. Dat is een hele opgave. Maar we mogen gerust zijn: over de hele wereld vasten ze met ons mee. Het is 'n tijd, waarin we ons bezig zullen houden met de vraagstukken in onze samenleving: met vrede, gerechtigheid, de heelheid van de schepping.
 
Wat doen we concreet aan vrede in ons gezin, in onze buurt? Wat doen we aan de bescherming van ons milieu: lucht, water, groen? Wat doen we om de afvalstroom te verminderen? Wat doen we aan een maatschappij die geen soberheid kent en geen soberheid wil? Wat doen we aan de harde koel-zakelijke sfeer waarin mensen met elkaar omgaan? Hoe gaan we om met de noodlijdenden onder ons - in financieel, maar ook in geestelijk opzicht? Geeft ons wekelijks samenkomen ons voldoende steun mee, vol¬doende inspiratie?
 
Jezus gaat niet door de knieën voor het materialisme. Hij gaat niet in op de bekoring van een ik-gericht leven. Veertig dagen lang krijgen we de kans om los te komen van de dingen van deze wereld: om te leren er weer te zijn voor elkaar en voor God, zoals God er wil zijn voor ons. Ik wens u een goede, inspirerende, maar vooral vruchtbare veertigdagentijd toe. Als het ons zou lukken onze handen leeg te maken, zal het paasfeest des te groter zijn!
 
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam