nicolaaskerk.jpg

Zondag 12 maart 2017 - ALS EEN STRALENDE ZON

2de zondag in de Veertigdagentijd – A
Lezingen: Genesis 12:1-4a en Matteüs 17:1-9
 
Een vluchteling is 'n mens die alsmaar verder moet. Steeds weer naar 'n andere plek, los van z'n geboortegrond. Overal waar hij komt, voelt hij zich niet veilig. Hij heeft geen tijd om rustig om zich heen te kijken. Hij rent voor zijn leven, is voortdurend op de vlucht voor arrestaties, dwangbevelen en martelingen. Een mens, vervreemd van zijn omgeving, door iedereen gewantrouwd. Zelf wantrouwt hij ook iedereen en alles, omdat elk mens en elke situatie vijandig kan zijn.
 
Ook Jezus is 'n vluchteling geweest. Als klein kind is Hij ontkomen aan de dreigende hand van Koning Herodes. Als jong mens van dertig jaar is Hij niet veilig voor Schriftgeleerden en Farizeeën. Want er is geen plaats voor een mens die kleine mensen belangrijker vindt dan gevestigde machten. Jezus is vluchteling, maar kiest daar ook voor. Doelbewust zoekt Hij in Jeruzalem het hol van de tegenstander op, ‘hoewel Hij weet wat Hem daar te wachten staat! 
 
Een pijnlijke keuze gaat Jezus niet uit de weg. Ook Hij staat voor de keuze tussen succes, macht en aanzien en zijn dienst aan mensen die aan de onderkant van de maatschappij terecht zijn gekomen. Vorige week waren we getuige van deze strijd, toen we hoorden hoe Jezus op de proef werd gesteld, werd bekoord in de woestijn. Veertig dagen en veertig nachten verbleef Hij in de woestijn. Veertig jaar trok het Volk vanuit Egypte door de woestijn, voordat het Beloofde Land in zicht was. In de woestijn is het Volk uitgegroeid, met vallen en opstaan, tot Gods eigen volk. In de woestijn groeit ook Jezus uit tot de Zoon van God. Hij maakte zijn keuze in de richting van Zijn Vader.
 
We worden dagelijks overspoeld met indringende televisiebeelden. Op ons maken die beelden nauwelijks nog indruk. Altijd is er wel ergens een aanslag, een aardbeving, oorlog, hongersnood. Wat kunnen wij aan die ellende doen? Sterker nog: we beginnen langzamerhand schoon genoeg te krijgen van het feit dat de Derde Wereld onze eetlust bederft. Trouwens, bij ons moeten de buikriem de laatste jaren ook wat strakker! En we vergeten dan voor het gemak dat de buikriem van de Derde Wereld al jarenlang op het laatste gaatje zit!
 
Jezus heeft er van alles aan gedaan om die wereld beter te maken. Daarom ook trof Hem het lot van álle wereldverbeteraars. Jezus is op weg naar Jeruzalem. Hij weet dat het zijn laatste reis zal worden. Jezus gaat zijn weg als een zieke die pas van de dokter te horen heeft gekregen dat zijn leven bijna voorbij is. Jezus gaat zijn weg. Niemand die Hem kan ondersteunen, want niemand kan een mens vergezellen door die donkere tunnel. Alles moet je loslaten, anders wórd je losgemaakt!
 
Jezus zoekt zijn troost in het gebed. Drie van zijn vrienden mogen mee: Petrus, Johannes en Jakobus. Het zijn dezelfde drie die over enkele weken met Hem naar het Hof van Olijven gaan. De enthousiaste mensen van vandaag vallen dan in slaap! Het gewone patroon, ons enthousiasme van het eerste uur, slijt gauw! We gaan weer over tot de orde van de dag. Het leven herneemt zijn gewone gang. Het is de ervaring van menig zieke, weduwe of weduwnaar: ‘We komen je gauw opzoeken, Anneke, op ons kun je rekenen!’. Deze belofte wordt bezegeld met 'n kus of 'n ferme klop op je schouder. Maar al gauw merk je hoe de aandacht van mensen terugloopt: bezoeken worden steeds zeldzamer, houden zelfs op. Als de actualiteit weg is, is vaak ook ons enthousiasme en zijn al onze goede voornemens verdwenen. Maar God zal ons herinneren aan die kus en die ferme klap! Wat jij vergeet, ziet God als Zijn belofte!
 
Jezus bidt op de berg. Niet omdat Hij verwacht dat God zijn doodsweg zal ombuigen. Zijn kruisweg zal Hij moeten gaan. Maar wel krijgt Hij kracht naar kruis. Dezelfde God die zijn Woord gehouden heeft tegenover Abraham, tegenover Mozes en Elia, zal ook Hém er doorheen slepen. Bidden verandert de lijdensweg niet. Ziektes worden vaak niet weggenomen. Maar soms ervaar je het bij een zieke: ‘Wat is er met jou gebeurd? Wat ben jij veranderd!’. Door het gebed is er geen verandering gekomen in de ziekte, maar misschien is wél de zieke er intens door veranderd! Het gebed helpt Jezus niet van zijn lijden af, maar het sleept Hem er wel door heen. Met bidden krijg je je man niet terug, maar misschien sleept God je wel door die moeilijke tijd heen! Het gebed kan een lichtkolom zijn in de woestijn van je bestaan!
 
God heeft niet het gezicht van een geslaagde, van een machtige. Hij heeft het gelaat van een mislukte, het gezicht van een gekruisigde. Zo komen we de jonge twijg van de verrijzenis op het spoor. Een twijg die voortkomt uit de oude, dorre, verdorde tronk van Jesse. Zo ontstaat er hoop waar geen hoop meer is. Zo ontstaat geloof waar alle geloof verdwenen is. Zo ontstaat liefde waar mensen elkaar allang hebben afgeschreven. Vanuit die geweldige ervaring op de berg Tabor mogen we weten en ervaren dat God zelf een einde zal maken aan onze slordige wereld.
 
En wij mogen in Zijn spoor gaan. Hoe? Door in deze veertigdagentijd bijv. meer warme aandacht te geven aan elkaar, aan mensen rondom ons, aan mensen ver weg. Als we daarmee beginnen zal de wereld er misschien met Pasen wat ‘opgeruimder’ uitzien! En dan krijgen we weer zicht op die aloude woorden: ‘Ik zal een groot volk van u maken en zegenen die u zegenen. Door u zal er zegen komen over alle geslachten op aarde’.  Een ongehoorde droom in een bedreigde wereld. ‘Maar Abram trok weg, zoals de Heer hem had opgedragen.’ En wij worden in deze veertigdagentijd uitgenodigd met hem op weg te gaan, het onbekende tegemoet. Maar wel met de zekerheid dat we onder Gods zegen staan. Abraham heeft dat in zijn leven ervaren. Het is ook de ervaring van Jezus: Zijn Vader is met ons en zegent ons op onze weg door het leven.
 
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam