foto0048_edited.jpg

Maandag 17 april 2017 - ERIN EN ER NOOIT MEER UIT

Tweede Paasdag 
Lezing: Handelingen 2:14+22-32 en Matteüs 28:8-15
 
Het moet écht gebeurd zijn: een fabrieksdirecteur werd begraven en op de vraag van de pastoor of er iemand bij het graf nog iets wilde zeggen, trad een arbeider naar voren met een uitgestoken vinger naar het pas gedolven graf. Hij zei: ‘Deze man liet mij verleden week bij zich komen op z'n bureau en zei tegen me dat ik ontslagen was. Ik protesteerde, maar hij wees mij de deur’. Hij zei: ‘Je gaat eruit en je komt er nooit meer in’ Nu wil ik mijn baas nog enkele woorden meegeven in z'n graf - en in zes woorden kwam al zijn woede er in één klap uit: ‘je gaat erin en er nooit meer uit!’  Of het verhaal echt gebeurd is weet ik niet. Maar of het verhaal nu waar is of niet - allemaal weten we: ooit gaan wij erin en komen wij er nooit meer uit! Gekend en bemind door mensen sluit een zware steen zich definitief over je heen. Je komt er nooit meer uit. Zelfs herinneringen aan je zullen vervagen. We worden langzamerhand door de tijd uitgewist. Alsof je nooit hebt bestaan!
 
Victor E. van Vriesland heeft daar eens een mooi gedicht over geschreven. ‘Drievoudige dood’ heeft hij het genoemd:
‘Eerst sterven we in het vleesch. Onder den grond valt ons lichaam langzaam uit elkaar. 't Moet in de aarde allengs zich tot aarde weer ontbinden. Dan sterven we in het hart van wie ons minden.  Lang leefden we daar nog, maar als een wond, 't geneest, en eindelijk is het weer gezond. Ook in het hart zijn we niet meer te vinden. Tenslotte sterven we in het herdenken: het derde, laatste, koudste graf sluit dicht. Soms, bij een afscheid, blijft nog even wenken een witte hand, ver weg, dan uit 't gezicht. En ziet niet wat er achter de wegbocht ligt -zoo deinzen we uit hun blinde, leege denken."
 
Is sterven niet meer dan verder sterven en vergeten worden in de harten van mensen die van je hielden. Ver weg, als een vergeten herinnering, nog belangrijk voor mensen die op zoek zijn naar de wortels van hun bestaan, hun stamboom. Mensen, die wij kennen en beminnen, bewegen niet meer. Ze zijn voltooid verleden tijd geworden. De vormen van hun lichamen blijven nog even gaaf. Een lege vorm die niet lang duurt. Niet alleen armen en benen, de hele mens sterft af. Of zoals de Franse schrijver André Malreux dat schrijft in zijn ‘La Condition humaine’: niet in 9 maanden, maar in 50 jaar wordt de mens geboren. 50 jaar heeft hij nodig. 50 jaar van vallen en opstaan. 50 jaar van zoveel ontzettend veel meer. En als je eindelijk wat volwassen begint te worden, dan loopt het leven stuk tegen de dood.
 
Waar blijf je dan? Blijft er helemaal niets meer van je bestaan? Is alles verdwenen? Worden liefde en het inzicht van mensen in één slag afgekapt? Het zijn vragen die de mensheid bezighouden zolang als de mens bestaat: je gaat erin en je komt er nooit meer uit! Is dat de enige boodschap die we elkaar te vertellen hebben: je gaat erin en er nooit meer uit? Toch is er Eén geweest die heeft gezegd: je gaat erin, maar je komt er weer uit! Je kunt opstaan tot nieuw leven. Met Lazarus is dat gebeurd. ‘Heer, laat dat graf toch dicht, want hij riekt al, het is al de vierde dag’. Jezus heeft daar niets mee te maken. Het dochtertje van Jaïrus. ‘Tahlita Kumi’ zegt Jezus, ‘sta op’.
 
De Heilige Schrift spreekt over de stervende graankorrel. Als je een graankorrel in de kast neerlegt, dan gebeurt er niets. Maar stop je hem diep in de aarde, dan gebeurt er wat. De graankorrel sterft af, breekt open en zoekt zijn weg naar het daglicht. Degene die zich hartstochtelijk overgeeft aan het leven zal zich moeten overgeven aan zijn dood. Zoals Jezus die zo hartstochtelijk van het leven hield dat Hij het kwijt wilde voor zijn vrienden. Dat is geloven: dezelfde weg gaan als onze verrezen Heer. Hoe we zullen verrijzen weten we niet. In de aarde vallen en sterven, het gaat over jaren. Maar de vruchten zullen er zijn. Geniet van het leven en van de mensen met wie je leeft, maar blijf op de uitkijk staan naar de verrijzenis uit de doden. En op de uitkijk staan doe je alleen als je iets goeds verwacht: de verrijzenis van onze lieve doden en het leven van het komend Rijk.
 
In het evangelie van vanmorgen hoorden we hoe vrouwen als eersten hun verrezen Heer op het spoor komen. De eerste verwarring komen we al tegen. De wachten van het graf zouden zijn omgekocht. Wat een tragedie! ‘En als het de landvoogd ter ore komt, dan zullen wij hem wel kalmeren’, zeggen de oudsten, ‘nadat ze de bewakers een grote som geld hadden gegeven’. Vanaf het begin is het al duidelijk: het gaat om puur Paasgeloof.
 
Jezus is teruggekomen uit de mist van ons bestaan, over de brug die het land van de levenden verbindt met het land van de doden. Hij is niet zomaar weggegaan om niets meer van zich te laten horen. Het is zoals de dichter Rutger Kopland dat zegt: ‘Weggaan is iets anders dan het huis uitsluipen, zacht de deur dichttrekken achter je bestaan en niet terugkeren. Weggaan kun je beschrijven als een soort van blijven. Niemand wacht, want je bent er nog. Niemand neemt afscheid, want je gaat niet weg.’ Dat is puur Paasgeloof: we gaan er niet in om er nooit meer uit te komen! Aan de hand van de verrezen Heer mogen we ‘opstaan’. En die Opstanding mogen we al leren tijdens ons leven. Door elkaar niet te laten struikelen, maar op de been te helpen en op de been te houden. Inderdaad: dat is puur Paasgeloof!
 
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam