wjdrio2013_2.jpg

Zondag 14 mei 2017 - AANHANGERS VAN DE WEG

5de zondag van Pasen - A
Lezingen: Handelingen 6:1-7 – 1 Petrus 2:4-9 - en Johannes 14:1-12
 
In het Evangelie van vanmorgen horen we Jezus zeggen dat Hij ‘dé Weg’ is. De moeite waard om vandaag is stil te blijven staan bij de betekenis van het woord ‘weg’. In het grote Van Dale-woordenboek staat als definitie van het woord weg: ‘een weg is een smalle grond strook in een landschap, gebruikt en geschikt gemaakt voor het verkeer, de verbinding tussen de ene plaats en de ander.’ Je hebt gebaande wegen, brede, smalle, drukke wegen, een weg met bomen, een straatweg, een holle weg, een spoorweg, Koninklijke wegen, gevaarlijke wegen, de weg van de armoede, de weg naar Kralingen, de weg via Keulen en Parijs, de weg van alle zaad. En al die wegen komen samen in Rome. Je kunt aan de weg timmeren, naar de bekende weg vragen, iemand de weg wijzen, op de verkeerde weg zijn, in iets de weg weten, iemand op weg helpen. Je kunt op weg zijn om beroemd te worden of rijk. Je kunt overtollig vet hebben dat je in de weg zit. Je kunt iemand iets in de weg leggen, de ander in de weg staan, moeilijkheden uit de weg ruimen, of uit de weg gaan. Je kunt de weg van alle vlees gaan, goed met elkaar overweg kunnen, de vreedzame weg bewandelen, met je geld geen weg weten.
 
Zoals alles wat leeft, is ook de mens voortdurend op weg. Alle godsdiensten proberen de mens de rechte weg door het leven te wijzen (richting hemel). In zijn beroemde prediking te Benares wijst Boeddha de juiste weg om tot de ‘Hoogste Verlichting’ te komen: ‘Er zijn twee uitersten die je als mens moet vermijden. Het is aan de ene kant de weg die alleen maar beheerst wordt door genoegens en lusten. De andere weg is de weg van de zelfkastijding. Dat is een nutteloze weg en doet bovendien nodeloos pijn. Het gaat om de middelste weg. Het is een achtvoudige weg die leidt naar inzicht, wijsheid, rust en weten¬schap’.
 
In de zgn. Oude Testament heeft ‘de Weg’ maar liefst drie betekenissen.
1) Het is op de eerste plaats datgene wat God met onze wereld voor heeft. Gods bedoelingen met de mens.
2) De tweede betekenis is die van levensweg. Zo lezen wij in het boek van de Spreuken: ‘Van God komende schreden van de mens: hoe kan 'n mens z'n eigen weg begrijpen?’ (24:8). In Psalm 139:4 bidden we: ‘Heer, U kent al mijn wegen. Ze zijn U vertrouwd".
3) De derde betekenis van "de Weg" is: de wijze waarop je leeft. Abraham zal zich aan de Weg van God moeten houden. Bij de profeet Jeremia lezen wij: ‘Ga op de kruispunten staan en kijk uit. Vraag naar de oude paden, vraag wat de goede weg is en volg die’ (6:16). Bij de profeet Jesaia lezen we: ‘Talloze volkeren begeven zich op weg. Ze zeggen: kom, laat ons optrekken naar Jahwe's berg. Hij zal ons Zijn wegen leren, we zullen ons door Hem laten leiden’ (2:3) Jeremia vervolgt: ‘God geeft u de keus tussen de weg ten leven en de weg naar de dood’ (21:8)
 
De uitdrukking ‘de Weg van God’ betekent in het Nieuwe Testament: de levenswandel die God van de mens verlangt. In een strikvraag wilden de Farizeeën Jezus 'n uitspraak ontlokken over de letter van de Wet. Zij vroegen daarmee naar de bekende weg. Jezus antwoordt: ‘Kijk mensen niet naar de ogen, maar volg de weg van God in alle oprechtheid’ (Marcus 12:13-17)
Jezus heeft het in de Bergrede over de keuze waar elk mens voor staat: bewandel je brede menselijke wegen (van succes, macht en geld) of bewandel je de smalle weg naar God?" (Mattheus 7:13-14) Het hoogtepunt van de wegsymboliek onthult Jezus vanmorgen in de verklaring over zichzelf: ‘Jullie weten waar Ik heen ga en ook de weg daarheen is jullie bekend’. Thomas zei: ‘Heer, wij weten niet waar Gij heengaat: hoe moeten wij dan de weg kennen?’ En Jezus antwoordt dan: ‘Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven`. En niemand komt tot de Vader tenzij door Mij’, Intussen weten we dat deze Weg van Jezus de weg is van de Liefde. (Johannes 14:4-6)
 
Jezus van Nazareth is onze Levensweg geworden. Elk mens gaat in het leven zijn of haar eigen weg, En vaak is onze levensweg onoverzichtelijk, en wordt sterk bepaald door onze verlangens, door de vraag naar de zin van je bestaan, je conflicten met mensen om je heen, je hartstochten. Je bent op weg, samen of alleen. In de Bijbel zijn mensen voortdurend op weg. Er wordt nooit gezegd dat ze onderweg zijn. Dan gaat het om het reisdoel, het levenseinde. Nee: ze zijn op weg! Niet de dood maar het leven zelf telt. Als Jezus zegt: ‘Ik ben de Weg’, dan schuift Hij zich als het ware onder ons bestaan. Het is loskomen van eigenwaan, bezit en macht. Wapens die je hebt, kun je ook loslaten. Het is: je talenten weten te gebruiken, anderen op weg te helpen en op weg te houden (ook in tijden waarin je nauwelijks weg weet met je zelf of met mensen om je heen).
 
De weg waar alles om draait, staat niet op onze landkaarten aangegeven. Zelfs de Tien Geboden (beter gezegd de Tien Woorden) zijn als gebods- en verbodsborden ontoereikend. In wezen is er maar één weg en dat is Jezus zelf. Wie in geweten Zijn Weg bewandelt, zal merken op de goede weg te zijn. En als onze levensweg eindigt in de dood, dan mogen we Jezus houden aan zijn woord: ‘Ik ben de Weg, Ik breng je veilig thuis bij mijn hemelse Vader’.
 
De Eerste Christenen hadden als bijnaam: Aanhangers van de weg! Die naam mag ook ónze naam zijn. Een klein verkreukeld, verkleumd en armzalig vogeltje fladdert in de handen van God. Is dat niet de kern van ons Paasgeloof.
 
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam