imagesbijlmer-small1.jpg

Zondag 20 december 2015 - DE MOEDER VAN MIJN HEER

4e zondag van de Advent – C
Lezingen: Micha 5:1-4a en Lucas 1:39-45
 
Vier van de vijf Adventskaarsen zijn nu aangestoken. In de kerstnacht steken we de laatste kaars aan en we zullen dan zingen: ‘wie het horen wil die hore, de Messias is geboren’. Maar zo ver is het nog niet. We zongen vandaag bij de vierde kaars: ‘nu jij ook schijnt, zien we hoe de nacht verdwijnt. Want jouw vlam is ons een teken dat de vrede aan gaat breken!’
 
Wat vieren we met kerstmis? Eigenlijk niet meer dan een ménsje: een vruchtje in een schoot, straks hooguit een pasgeboren baby’tje, meer niet. Moet dat Kind de duisternis verdrijven? Een kind heeft toch geen greintje macht? Of hebben grote machten juist iets te vrezen van het machteloze en weerloze? Moeten de wereldleiders tóch bang zijn voor het kleinste kind, zoals de grote Goliath bang was voor de kleine David? En begint de vrede niet juist dáár, waar wij ons niet vergapen aan het grote, maar eren wat klein en onaanzienlijk is? Hoe dan ook, het vierde kaarsje is vanmorgen aangestoken, samen met haar drie zusjes groeien ze naar licht. Er zijn mensen die blijven geloven dat in dat zwakke licht God belofte van vrede tot vervulling zal komen. 
 
Gods geschiedenis is een ándere geschiedenis dan onze mensengeschiedenis. In de aanloop naar kerstmis gaat het niet om sterke, haast onverslaanbare mannen. Twee vrouwen in verwachting en hun mannen staan op een afstand. Zacharias en Jozef staan achter de coulissen: de een is doofstom, de ander komt er niet eens aan te pas. Wat er in Lucas 1 gebeurt, is blijkbaar een vrouwenzaak, een inbraak in een wereldgeschiedenis die voornamelijk een geschiedenis van mannen is. Van mannen die wereldrijken stichten en ze weer vernietigen, die oorlogen voeren en volkeren onderwerpen, die het buskruit uitvonden en de atoomwapens, die kerken besturen en dogma's formuleren en die de mannentaal uitriepen tot hoogste wijsheid. Mannen die het grote Paasnieuws afdeden met: ‘Het is maar vrouwenpraat!’
 
Twee vrouwen staan aan het begin van het Lucasevangelie: Elisabeth en Maria. Beiden zijn ze eigenlijk onvruchtbaar. Elisabeth is te oud om een kind te krijgen. Maria is veel te jong, bovendien niet eens getrouwd. Op de vierde zondag van de Advent gaat het over Maria. Een onbekend meisje wordt de bekendste vrouw uit de geschiedenis. Zelfs haar naam is er een van dertien in 'n dozijn: Maria - Mirjam. Zij trekt over de bergen naar haar nicht Elisabeth die ook zwanger is. Twee aanstaande moeders, maar hoe verschillend is hun situatie. De oude vrouw wier gezicht gerijpt is in verdriet en teleurstelling en dat jonge nog zo breekbare meisje. Beiden in blijde verwachting. En Elisabeth is zó bewogen dat haar kind, Johannes de Doper, meebeweegt in haar schoot. Zij voelt wat er aan de hand is, want als ze haar nichtje Maria ontmoet, roept ze met luide stem: ‘Jij bent de gezegende onder alle vrouwen en gezegend is de vrucht van je schoot. Waaraan heb ik het te danken dat de moeder van mijn Heer naar mij toekomt?’.
 
Maria, het gelovige meisje dat schuchter naar de boodschap van de engel luistert. De trotse moeder in de stal, met herders en wijzen aan haar voeten. De Mater Dolorosa met de Zoon, haar Kind, dood in haar armen. Maria, de koningin met duizend erenamen. Als milde voorspraak staat ze daar, omgeven door tal van kaarsen. Maria, de gezegende onder de vrouwen. Zo'n Maria, daar doe je niet vertederd over. Zo'n Maria zet je geen gouden kroon op het hoofd en hang je geen hemelsblauwe mantel om. Zo'n Maria loopt voorop in de profetische beweging van God. Haar ogen vlammen, haar haren waaien in de wind. De kruik op haar hoofd en de mand aan haar arm zijn achteloos aan de kant gezet. De handen heeft ze in haar zij. Steeds meer ga ik Maria op déze manier zien. Een vrouw die haar Kind - haar goddelijk Kind - niet zoet hield met mooie sprookjes over Onze Lieve Heer, maar een vrouw die haar Kind voedde met gekruide woorden van Mozes en de Profeten, de Geest van God zelf.
 
Zo maakt Maria de weg open voor haar Zoon. Een weg die ze ook zelf is gegaan, dwars door alle pijn heen. Laten we Maria nooit op een voetstuk plaatsen, want ze springt er gegarandeerd af waar de zaak van haar Zoon in het geding is. Van een missionaris hoorde ik eens dat er in Brazilië een kerkje is, waar ze het Mariabeeld van de pilaar hebben afgehaald. Ze hebben haar een plaatsje gegeven in de eerste kerkbank. Midden tussen de mensen. Daar hoort ze ook thuis. Maria, die de Zoon van de Allerhoogste onder haar hart heeft gedragen, is de eerste onder alle gelovigen.
 
In de eerste lezing (uit de profetie van Micha) horen we hoe er een nieuwe koning wordt aangekondigd, uit de stad en het geslacht van David, die Israël zal weiden als een herder. De profeet Micha was een tijdgenoot van de profeet Jesaja. En evenals hij komt Micha met een hoopvolle boodschap, een boodschap van troost en hoop. Hij richt de schijnwerper op Bethlehem:  daar, in de geringste van de steden, zal de Messias geboren worden.
 
‘In Bethlehem zal iemand geboren worden die over Israël moet heersen’ (Micha 5:1). Niet het machtige Jeruzalem, maar het kleine Bethlehem is de geboortegrond van een bijzonder mensenkind. Bethlehem is ook de geboorteplaats van Koning David. Dat wekt verwachtingen en heeft een heel bijzondere klank. De associatie met koning David roept op dat het kind, dat geboren zal worden, de nieuwe Koning zal zijn. Een koning van het formaat en in de lijn van David. De profeet laat zo heel bewust de grote messiaanse toekomstverwachting meespelen. En zo zullen we het over enkele dagen in de nachtmis opnieuw vernemen: ‘Heden is u een redder geboren, Christus de Heer, in de stad van David’ (Lucas 2:11). U bent van harte welkom om in deze bijzondere nacht zijn geboorte met ons mee te vieren.
 
© Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam