samaritan.jpg

Zaterdag 26 december 2015 - Tweede Kerstdag - H. Stefanus

Tweede Kerstdag 
Lezingen: Handelingen 6:8-10.7:54-60 en Matteüs 10:17-22
 
Pats, het licht is uit. Alsof iemand een steen door de etalage heeft gegooid en meteen het neon heeft getroffen. In het donker hoor je weer de bekende oude geluiden: redetwisten, knarsetanden, luidkeels schreeuwen. Er worden weer mensen buiten de poort gesleept en gestenigd. Het is niets nieuws, de gewone draaiboeken lagen nog klaar en het stond op alle harde schijven van de wereld. Je kunt ze zo uitdraaien en vermenigvuldigen. Onvoorstelbaar: was het even Licht geworden en operatie Duisternis is al weer een feit. Maar wacht even: we weten toch van het licht? We hebben dat Licht toch gezien? We kunnen juist in de duisternis toch nog vol zijn van licht, genade en kracht? De kerstliederen klinken nog na in onze oren. De smaak van het kerstdiner hebben we nog in de mond. De kerstversieringen staan nog in onze huiskamers en hier in ons kerkgebouw.
 
Op deze Tweede kerstdag mijmeren we wat na. Op zo'n vrije dag hoeft gelukkig ook niet zoveel. Kerstmis heeft iets vertederends, iets liefs. Dat heeft kindje kijken en kindje wiegen altijd. Je wordt er zelf weer kind van. Je loopt voorzichtig op je tenen om dat kleine kind niet wakker te maken. Dan word je opeens opgeschrikt door de lezingen van vandaag, genomen uit het evangelie volgens Matteüs, uit het tiende hoofdstuk. Daar wordt al gesproken over de vervolgingen die het geloof in het kerstkind zal opleveren. Het gaat om de martelaar Stefanus, de eerste kroongetuige. ‘Vol genade en kracht deed hij grote dingen onder de mensen’, hoorden wij in de eerste lezing uit Handelingen. Stefanus spreekt over Jezus met grote overtuigingskracht. Dat valt blijkbaar bij de machthebbers niet in goede aarde. Ze proberen hem eerst met woorden te vloeren. Toen ze dat niet voor elkaar kregen, grepen ze naar het zwaarste middel: Hij werd gestenigd. 
 
Op Tweede kerstdag vieren we het feest van de H. Stefanus, de eerste bloedgetuige. Daags na het kerstfeest al vernemen wij hoe mensen stenen bij elkaar zoeken om iemand te stenigen vanwege zijn geloofsovertuiging. En dit verhaal gaat door. Overmorgen, op 28 december - het feest van Onnozele Kinderen - herdenken we de slachtoffers van de kindermoord in Bethlehem. Ook hun foto's horen in het kerstalbum thuis.
 
De verhalen ná kerstmis komen als een correctie. Om onze wereldvreemde dromen door te prikken en ons er aan te herinneren dat wij te midden van de puinhopen van de wereld niet kunnen blijven zingen van mooi weer. We moeten ons blijvend laten verontrusten door de schreeuw die klinkt over de velden van Effrata. De zaak van het Kerstkind is daarmee ónze zaak geworden. Het gaat om mensen die hongeren en dorsten naar gerechtigheid en die met miljoenen op de vlucht geslagen zijn voor het toenemend geweld. Kerstmis vieren is daarmee ook een opdracht: het werken aan een wereld, waarin geen lichamen meer worden gebroken en geen onschuldig bloed meer wordt vergoten. 
 
Toch hoeft deze ontluistering, deze andere kant van het kerstfeest, geen ramp te zijn. Hou met schreien, zegt God, wanhoop niet aan de wereld, want: een Kind is ons gegeven, een Zoon is ons gegeven. En Hij zal ons opnieuw leiden naar de waterbronnen van het leven. Zo is kerstmis geen ontvluchten van de werkelijkheid, maar een teken dat wij in Gods Naam - in naam van het kerstkind - mogen leven van die geweldige droom: dat God ons thuisbrengt uit onze ballingschap. Alleen het kerstkind kan ons leiden naar een land waar geen gesloten toegangshekken zijn en waar mensen leven van en voor elkaar – in Gods naam! 
 
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam