chagall_projectopenhaven.jpg

Zondag 21 februari 2016 - GEDAANTEVERANDERING

2de zondag in de Veertigdagentijd - C
Lezingen: Genesis 15:5-12.17-18 en Lucas 9:28b-36
 
De eerste lezing van vandaag klinkt erg bloederig. Stel je voor: onze aartsvader Abram haalt een driejarige koe, een driejarige bok, een driejarig ram, een tortel en een duif. De dieren snijdt hij middendoor en legt de helften tegenover elkaar. Tot geluk van de duivenmelkers doet hij dat niet met de vogels! En als mensen in het oude Oosten elkaar iets plechtig beloofden, liepen ze dan door de doorgesneden beesten hen en zeiden: ‘mag met mij hetzelfde gebeuren, als ik me niet aan mijn woord houd!’ En in het verhaal valt me op dat niet Abram, maar God als een vurige fakkel tussen de stukken door gaat. Het is 't verbond van God en de mens. En Abram ontvangt het als geschenk. 
 
Abram zit in de woestijn van zijn leven: hij zit in een ver, vreemd land. Hij heeft geen nakomelingen, terwijl God hem toch een talrijk nageslacht beloofd had. Maar niets van dat alles. Abram leeft van een droom. En dromen kunnen prachtig zijn, maar elke morgen valt de werkelijkheid dan weer rauw op je dak. Je kunt als mens niet leven van vage beloften en onbereikbare idealen. Je wilt als mens de zekerheid van de handslag van een koopman. Zo niet: dan nog liever mijn kop er af!
 
Zo hopeloos als Abram zich voelt, voelt Jezus zich. Hij zit diep in de put. Hij voelt zich door God en mensen verlaten. Hij is op weg naar Jeruzalem, en Hij weet wat Hem daar te wachten staat! De schreeuw van Jezus, maar ook de schreeuw van Abram, en de wanhoops¬kreet van moeders die hun kinderen onder het puin van een aardbeving of in de oorlog zien verdwijnen, de wanhoopskreet ook van mensen die hun geliefde zien verdwijnen achter de horizon van het leven, of zien verdrinken in het water van de Middellandse Zee. 
 
Jezus probeert in contact te komen met zijn Vader in de hemel. Hij zoekt zijn troost in gebed. Drie vrienden mogen mee: Petrus, Jacobus en Johannes. Dezelfde drie die op Goede vrijdag meegaan naar de Olijfberg om daar met hun Heer te waken. Maar dan vallen ze in slaap, kunnen hun ogen niet voor de werkelijk¬heid openhouden. Menig zieke weet daarvan mee te praten. In het begin lopen ze je deur plat, maar alles wat lang duurt, chronisch wordt, vermindert onze belangstelling. En als je dood bent, zeggen ze: ‘Het is toch sneller gegaan, dan we hadden gedacht!’
 
Jezus bidt. Niet omdat Hij verwacht dat zijn kruisweg zal worden omgebogen. Maar Hij krijgt letterlijk kracht naar kruis. Dezelfde God die zijn woord heeft gehouden tegenover Abram, Mozes en Elia, zal Hem er ook wel doorheen slepen. Bidden verandert vaak niets aan je ziekte, maar soms wel de zieke. Soms zeggen mensen: ‘Joh, wat is er met jou gebeurd?’ Het gebed helpt Jezus niet van z'n lijden af, maar helpt Hem er wel doorheen. Met bidden krijg je je man niet terug, maar misschien dat het je geweldig kan helpen om door dat diepe dal heen te komen!
 
Over een paar weken is het Goede vrijdag. Dan brengen we ons de dood van Jezus in herinnering. Zijn lijdensweg waarover Hij spreekt met Mozes en Elia. Maar het is een gevaarlijke herinnering. Want door te denken aan een dode krijgen we de dode niet mee terug. Als we de doden herdenken op de Dam, dan denken we niet alleen onze herwonnen vrijheid. Daar heeft niemand wat aan: wat geweest is, is geweest. Onze doden worden er niet levend van. Maar we nemen wél hun idealen serieus. Zo heeft een loutere herinnering aan Goede vrijdag weinig zin, als we het leven van deze unieke God-mens niet met ons meedragen en voortzetten. Het lijden van de Heer dat zich tot op de dag van vandaag doorzet in het lijden van miljoenen onschuldigen.
 
Het leven van de Gekruisigde mogen wij bekrachtigen als de veekooplui op de Koeienmarkt. God wil daar zelf bij zijn. Zo kunnen wij Zijn leven doorzetten: ‘om aan de armen de blijde boodschap te brengen, aan gevangen bevrijding, aan blinden het gezicht, aan verdrukten hun vrijheid, de vluchtelingen een warme plek. Kortom om aan te kondigen het Genadejaar van de Heer.’
 
Bezegelen wij deze opgave als de veekooplui op de markt. Zo bidden en zingen we ook onze geloofsbelijdenis, als een bezegeling, als een belofte: ‘Ik verwacht de opstanding van de doden en het leven van het komend rijk.’ Vandaag kan dit woestijnwonder ons eigen wonder worden. Aan elkaars gedaanteverandering mogen we - met de hulp van God – zelf meewerken en van gedaante veranderen, en steeds meer lijken op Zijn Beeld en Gelijkenis.!
 
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam