Resurrection_24.jpg

Zondag 29 mei 2016 – SACRAMENTSDAG

Lezingen: Genesis 14:18-20 – 1 Korintiërs 11:23-26 – Lucas 9:11b-17
 
Vandaag vieren we Sacramentsdag. Het feest van Witte Donderdag wordt nog eens dunnetjes overgedaan. Toen stond dit feest te veel in het teken van de Lijdensweek. Sacramentsdag als het feest van breken en delen. Een prachtige slogan. Maar hoe anders ziet de werkelijkheid eruit? Wie durft het woord ‘samenleving’ in de mond te nemen? Overal ter wereld staan mensen met allerlei remmingen tegenover elkaar. Volkeren tegenover volkeren, echtgenoten tegenover echtgenoten, ouders tegenover hun kinderen. Sommigen van ons hebben al tientallen jaren geen contact meer met broers, zussen en andere familieleden. Wie durft spreken van ‘breken en delen’? Onze economie brengt het grootste gedeelte van deze wereld alleen maar dood, ellende en ondergang. Onze manier van leven kost jaarlijks duizenden mensen het leven!
 
Deze problemen zijn niet op te lossen met geweld. Een betere wereld kun je niet afdwingen of forceren, zoals je ook een goed huwelijk of een fijne vriendschap niet kunt afdwingen. Vriendschap trek je niet uit de grond, want dan verwijder je de vriendschap met wortel en al. Zo kun je ook de eenheid binnen onze kerk niet afdwingen, want dan maak je nog meer kapot. Échte liefde, echte vriendschap, echte eenheid: ze zijn zo teer als de bloemen op het veld. Je kunt er alleen maar goed voor zorgen, flink water geven op zijn tijd en dan maar wachten op het wonder van de groei.
 
Vanmorgen horen wij in het Evangelie ook over een wonder, bovenwonder.’ Wij horen allereerst dat Jezus tot de menigte spreekt over de komst van het Rijk Gods en dat Hij mensen geneest. De leerlingen zijn enthousiast. Jezus’ woorden schieten raak. Ze zijn enthousiast over zijn succes. Hun meester heeft het weer eens goed gezegd! En dat niet alleen, Hij heeft zijn mooie woorden omgezet in daden! Nu begint de avond te vallen. Veel mensen zijn de hele dag bij Jezus gebleven, hebben aan zijn lippen gehangen. De dag is bijna om en nu de mensen honger hebben, willen de leerlingen hen wegsturen. ‘Stuur de mensen weg, dan kunnen ze naar de dorpen en gehuchten in de omtrek gaan om daar onderdak te vinden, want hier zijn we op een eenzame plek’. Maar Jezus antwoordde: Geven jullie ze maar te eten!’ (Lucas 9:12-13)
 
De leerlingen zeggen: ‘we hebben maar vijf broden en twee vissen?’ Jezus geeft hen een teken. Hij spreekt over het brood een dankgebed en geeft ze terug aan de leerlingen en zegt: ‘deel maar uit. Deel wat je hebt. Als is dat nog zo weinig. Je zult zien, dat als de mensen delen, er altijd genoeg is!’ Dat verhaal hebben de leerlingen van Jezus doorverteld aan hun vrienden, en zo is ’t uiteindelijk bij ons terechtgeko¬men. Vertellen wij met dezelfde eerbied het verhaal door aan onze kinderen?
 
De laatste veertig jaar is er veel veranderd – gelukkig ook veel ten goede. We gaan wat minder kwezelachtig met ons geloof om. Vroeger borgen we het Heilig Sacrament op in een monstrans, dat bezet was met diamanten en dure prachtige erfstukken. Het sacrament, dat wij vandaag vieren, heeft zijn intrek onder ons genomen. Gewijde of ongewijde handen? Elke hand wordt gewijd die vol geloof de Heer ontvangt en doorgeeft. Want zo houden wij Jezus levend in ons midden. Zo krijgt Hij handen en voeten, heel concreet, in ons eigen bestaan. Bij de communie ontvangen wij geen ‘stukje van Jezus’. Het is ’n uitnodiging om – al etend en drinkend – gevoed te worden met Jezus’ mentaliteit. Daar wordt je als mens beter van, omdat je in je mens-zijn toegroeit naar Gods beeld en gelijkenis.
 
Jezus heeft zich niet aan ons gegeven om Zich weg te laten stoppen in een gouden huisje. Wij mogen het brood breken en delen, als uitdrukking van ons leven, en als aansporing om het beste in jezelf te delen met elkaar. Niet voor niets zegt Jezus: ‘als je aan het altaar komt, en je herinnert je, dat iemand iets tegen je heeft, laat dan je gaven bij het altaar achter en ga je eerst met je broeder verzoenen. Kom dan terug!’
 
Soms denk ik weleens dat het vroeger gemakkelijker was. Je zat als misdienaar in een rode toog eerbiedig voor het sacrament tijdens het lof, een uur van aanbidding van het Allerheiligste. Dan kon je je echt even terugtrekken uit het gewone leven. Even bij God zijn, even op God lijken. Even bij God in de hemel zijn. Vandaag de dag moet je wel weten wat je doet als je ‘ja en amen’ zegt bij het ontvangen van het brood. Dan moet je weten wat daarvan de consequenties zijn, wat er van je gevraagd wordt. Eucharistie vieren is: de uitdaging durven aangaan om jezelf en deze wereld beter te maken. Eucharistie is niet alleen een gave van God, maar ook een opgave: om te zijn – om je te gedragen – zoals Hij.
 
Zo kan de eucharistie een halteplaats worden voor onderweg, waar je even op verhaal komt, waar mensen elkaar in geloof kunnen ontmoeten en met elkaar hun geloof mogen delen. Even uitrusten van de voorbije week, dankbaarheid uiten en verdriet verwerken, maar ook uitzien naar de dag van morgen, om dan samen weer op weg te gaan, onder de zegen van God.
 
Op zondagmorgen is de kerk hier geen verblijfplaats, maar een halteplaats. Even stilstaan en dan weer verder trekken. Na de eucharistieviering komt je leven van alledag, met ups en downs. Dan moet blijken- als het goed is – dat wij door alles heen, zelfs door ontrouw en zonde heen (denk maar aan Petrus), toch telkens weer ertoe worden opgeroepen ‘een uur met Jezus te waken’ om daarna het wel en wee van elke dag weer aan te kunnen. We kunnen er – als kinderen van God – weer een tijdje tegen!
 
De grote theoloog Thomas van Aquino noemt Jezus ‘Pie Pelicane’. De legende vertelt dat de pelikaan, als zij in de woestijn geen voedsel meer kan vinden voor haar jongen, met haar bek haar borst opent om met haar bloed over de dood heen haar jong tot voedsel te dienen. Johannes, de Evangelist, zegt: ‘En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons zijn tent opgeslagen’. Daarom noemen we de plaats waar de heilige Gaven worden bewaakt ook ‘Tabernakel’, ook al zitten er loodzware deuren voor. Dat woord betekent ‘tent’. God wil ons in zijn tent nabij zijn.
 
De meesten van u ontvangen het brood niet meer op de tong, maar in de hand. Niet gewijde handen? Of juist handen die door het brood gewijd worden om te doen wat gedaan moet worden. Niet door Jezus alleen te belijden met onze tong, maar door Hem tot leven te laten komen in en door onze handen. Zo krijgt God ook vandaag handen en voeten in een wereld die de opdracht heeft om steeds meer uit te groeien tot een wereld van God.
 
Ambro Bakker s.m.a. 
Deken van Amsterdam