p5254407_mail.jpg

Zondag 25 september 2016 - WEG MET ALLE OPHAALBRUGGEN

26e zondag door het haar - C
Lezingen: Amos 6:1a.4-7 en Lucas 16:19-31
 
Het evangelie van vandaag spreekt over de onderwereld, over ‘de hel’. Daar hoor je tegenwoordig in onze kerken niet zoveel meer over! Maar vreemd genoeg kom je de hel wel tegen in veel films en romans. Het woord ‘hel’ wordt dan gebruikt voor situaties die zó gruwelijk zijn, dat niemand er zich een voorstelling van kan maken. Zo hebben we het over de ‘Hel van Auschwitz’, de ‘Hel van Verdun’, de ‘Hel van Stalingrad’, en zelfs over ‘de hel van Syrië en vele andere onheilsplekken’. Maar wie kan zich een voorstelling maken van de hel, waarin zoveel mensen werden en worden afgeslacht?
 
De hel drukt een harde werkelijkheid uit. Mensen leven er vaak middenin. En die hel is wreed. Zelfs in ons eigen land is het leven voor sommigen tot een hel geworden. Niet voor niets proberen gemiddeld alleen al in Nederland 22 mensen elke dag aan die hel te ontsnappen door vrijwillig zelf hun levenseinde op te zoeken. Je leest het nu al bijna dagelijks in de krant: ‘Hij heeft nu de rust gevonden, waar hij zijn leven lang naar heeft gezocht’. De hel: dat is die geweldige eenzaamheid waarin mensen terecht kunnen komen. De hel is: je afgesneden voelen van God en mensen. Het is het kwellende bewustzijn van verloren kansen in het leven. Het is niet meer kunnen leven met een verloren liefde, met een gebroken vriendschap. Het is de liefde die soms om kan slaan in moordende haat.
 
De hel: het is de dorst van de rijke man uit het Evangelie van vanmorgen. Hij kan zich van alles veroorloven, maar toch kan hij zich niet laven aan de levensbron van het geluk. Zijn bezit is leeg, zijn rijkdom maar schijn. Het bracht hem op eenzame hoogte. Het bezorgde hem vele geldvrienden. Maar als sprinkhanen zijn ze verdwenen, toen hij het moeilijk had. Niet dat de rijke man een slecht mens is, hij zorgt goed voor zijn gezin en is waarschijnlijk een goede echtgenoot en vader. Maar hij is het beeld geworden van de verdwaasde en verblinde mens: leeg en afgestompt. Hij identificeert zich steeds meer met zijn bezit. Hij is een mens geworden die meent dat z'n status samenhangt met de hoogte van zijn bankrekening. Maar dure kleding en overbodige luxe bedekken een innerlijke leegte. Het geld is als 'n tweede huid om hem heen gespannen Deze huid houdt hem af van warme menselijke kontakten. Voor hem is de hel niets anders dan verloren gegane ‘heil’.
 
Maar God heeft alle mensen even lief, ook degenen die zijn vastgelopen in hun gouden kalveren, terwijl wij mensen liever apart houden. Misschien moeten we wat concreter worden. Hoeveel mensen houden wij in ons leven niet ‘apart’. We houden de naam van de leraar apart die ons heeft laten zitten. Op ’n tiende punt nog wel! Stuk chagrijn! Die naam van die verzuurde tante en die onwillige dochter: apart houden s.v.p. De naam van die ongehuwde moeder van zestien: apart houden! De naam van die melkzaak die op de fles ging – door eigen schuld nog wel! – apart houden! De namen van vluchtelingen en vreemden: apart houden! De namen van de Italianen: apart houden! Want ze zijn niet te vertrouwen in gezelschap van je dochter! De namen van buitenlanders: apart houden! Of liever: stuur ze terug, want hier houden ze onnodig veel arbeidsplaatsen bezet. Allemaal doen we aan ‘apartheidspolitiek’ Terwijl Jezus zo duidelijk is: sluit geen mens af, en kies altijd de kant van de verdrukten en wijs de vreemdeling je deur niet. Wees barmhartig voor elkaar zoals de Vader barmhartig is voor alles wat leeft.
 
Even terug naar de parabel van vandaag. In deze parabel mogen wij tegen elkaar aankijken als met de ogen van God. Hoe Hij aankijkt tegen het verhaal van zijn mensen, van arm en rijk, van macht en onmacht.  Hij kijkt anders tegen ons aan. Hij wijst ons op de rijken die vaak worden opgeslokt door eigen belang en talloze zorgen. In het verhaal, de zienswijze van God, wordt de arme Lazarus opgenomen in de schoot van Abraham. Dat betekent: opgenomen worden in de schoot van zijn ontferming, zijn barmhartigheid. Van de rijke man weten we niet eens zijn naam. De bijbel vindt het blijkbaar niet de moeite waard hem bij name te noemen. De rijke die geen naam mag hebben, verdwijnt in het niets, in een brandend vuur van pijn en ellende. In de ogen van God is de arme rijk en de rijke arm. De arme wordt wel bij name genoemd. Hij heet Lazarus. En die naam betekent ‘God helpt’. Een naam om trots op te zijn!
 
Liggen de arme en de rijke ver uit elkaar? Er is een Russisch verhaal over een rijke man die brandt in de hel. Hij lijdt hevige pijnen en roept God om hulp. Toen gebeurde het dat een arme vrouw vanuit de hemel een touw neerliet. Onder aan dat touw hing een ui. En toen herinnerde de rijke man zich dat hij ooit, bijna terloops, een ui had toegeworpen aan een arme boerin, toen zijn eigen mand vol was. Dankzij dat goede moment kon hij via het touw omhoogklimmen naar de hemel. Wat een verhaal! Maar stel je toch eens voor dat elk mens op aarde een ander redt en optilt uit de ellende door wat brood, een glimlach, een aai over de bol, wat zou onze wereld dan veel gaan lijken op de wereld zoals God die bedoeld moet hebben in den beginne. En in die wereld staat niemand meer apart, hoeft niemand zich meer alleen te voelen. God-zij-dank.
 
Je verzoenen met je naasten. Dat is ook het sleutelwoord van dit Heilig Jaar van Barmhartigheid. Bruggen bouwen naar elkaar. En wij Hollanders staan toch bekend om de vele fantastische bruggen die we hebben gebouwd (hoewel het soms ook mis gaat, zoals in Alphen aan de Rijn waar de brug een aantal huizen vernielde). In Amsterdam hebben we zelfs meer dan 1500 bruggen gebouwd. Maar helaas zijn veel bruggen ophaalbruggen geworden. Direct de brug achter je ophalen, zodat anderen er niet overheen kunnen. En ook als we zelf kijken naar onze relaties, zelfs intieme relaties, zijn er meer ophaalbruggen dan ons lief is. Jezus heeft het dan ook vandaag over twee bruggen: over de brug tussen de rijke man en de arme Lazarus, maar ook over de onoverbrugbare kloven in ons eigen leven. Verzoening betekent: kloven overbruggen en bruggen laten zakken, zodat de wegen naar elkaar en daarmee de weg naar God weer begaanbaar wordt.
 
Met deze zondag is de vredesweek teneinde. Maar het werken aan duurzame vrede gaat gewoon door. De vrede die we elkaar toewensen in de zondagse viering. Als je samenkomt, dan volgt er altijd al eerste een vredeswens. En het is ook het laatste woord in de viering: ‘laten wij heengaan in de vrede van God’. En dan kan het werk weer beginnen: de wijde kloof van misverstand en vijanddenken, de wijde kloof van het wantrouwen en ongeloof in elkaar, mogen worden overbrugd, zoals Augustinus dat noemt, ‘door de brug van Barmhartigheid’. Zal het dan toch kunnen gebeuren dat mensen die al jaren met elkaar niet meer door één deur kunnen, elkaar weer de hand reiken en elkaar de vredeswens geven? Wees daarin barmhartig, zoals de Vader barmhartig is. Dat is onze opdracht: weg met alle ophaalbruggen en meebouwen aan nieuwe en stevige bruggen naar elkaar. En dat: in Gods Naam!
 
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam