paus franciscus kerstmis.jpg

Zondag 2 oktober 2016 - JE LATEN ONTWORTELEN

27e zondag door het jaar - C
Lezingen: Habakuk 1:2-3.2:2-4 en Lucas 17:5-10
 
In het evangelie horen wij de twaalf leerlingen vragen: ‘Heer, geef ons meer geloof.’ Deze vraag komt niet uit de lucht vallen.  Wij zitten nog steeds midden in het verhaal van Jezus’ laatste reis naar Jeruzalem (en Hij weet wat Hem daar te wachten staat!). De leerlingen trekken met Hem mee. Het is geen dagtrip, geen uitje, geen reisje voor je genoegen. Op weg naar het einde dat zich in Jeruzalem zal voltrekken, krijgen de leerlingen van Jezus van Hem nog een aantal ‘liefdeslessen’. 
 
We weten het: liefde laat zich niet uitbetalen, is niet voor geld te koop. Soms hoor ik mensen tegenwoordig klagen, dat kinderen bij het minste of geringste vragen: ‘wat krijg ik ervoor?’ Maar laten we eerlijk zijn, we hebben het ze zelf geleerd: met geld is alles te koop! Dat is een gevaarlijk standpunt, dat zieken, gehandicapten, bejaarden ernstig kan treffen. Onze maatschappij is gebaseerd op onderlinge solidariteit. Een maatschappij waarin we opkomen voor elkaars onvermogen. Als we de wereld ánders organiseren, krijgen de sterken het voor het zeggen. Andere mensen worden daarbij waardeloos, lastig en overbodig, omdat ze geen tegenprestatie kunnen leveren.
 
Die mentaliteit is een mentaliteit die in alle tijden zijn kop op kan steken. Jezus trof die mentaliteit ook sterk aan bij zijn tijdgenoten. En als Jezus ooit harde woorden heeft gesproken, dan is dat in dit verband. Hij gebruikt de verhouding tussen een Heer en zijn knecht om uit te drukken dat mensen aan God geen eisen kunnen stellen. God is geen handelspartner, geen verdragspartner. God is de mens niets schuldig, maar als mensen hebben we wél alles van God: onze talenten, onze gezondheid, ons leven.
 
Jezus verkondigt dat God ons benadert als een moeder haar kind. In Jezus' naam mogen we van knecht tot vriend, tot kind, tot erfgenaam van God worden en delen in Zijn Liefde! En als God zo vrijgevig is tegenover ons mensen, waarom zouden wij dan niet vrijgevig zijn tegenover elkaar? Niet ‘wat levert de ander me op’ is belangrijk, maar ‘wat lever ik voor de ander op?’ Niet het woord ‘verdienen’ staat centraal, maar het woord ‘dienen’. Niet voor niets staat in ons christelijk geloof het woord Liefde centraal. Alleen wie liefheeft kan geloven!
 
In het evangelie vragen de leerlingen Jezus: ‘Geef ons meer geloof’. Er zijn mensen die zeggen: ‘het geloof begint waar het weten ophoudt.’ Voor hen maakt elke wetenschappelijke ontdekking het geloof minder belangrijk. Maar is dat waar? Weten we dan zoveel? Al weten we tegenwoordig wat beter hoe een mens in elkaar zit en dat alles het gevolg is van een samensmelting van eicel en zaadcel. En al weten we tegenwoordig wat beter wat er met de mens gebeurt als hij begraven is in het stof van de aarde - wat weten we eigenlijk meer? Nog steeds staan de grote levensvragen overeind: vragen als: waar kom ik in Gods naam vandaan? Waar ga ik in Gods naam naar toe? Wat is in Gods naam de zin van mijn leven? Waartoe ben ik op aarde?
 
Het is moeilijk om een definitie van geloven te geven. Jezus omschrijft zijn antwoord in een parabel. Hij spreekt over het verplaatsen van een moerbeiboom. Een moerbeiboom kan erg oud worden, tot zeshonderd jaar! Hij kan het uithouden in dorstige grond, omdat hij diepe en wijdvertakte wortels heeft. Zoals aan de moerbeiboom beveelt God aan de mens: maak je wortels los! Dat is geloven: je wortels losmaken, niet vastroesten. Een boom kan dat niet uit eigen kracht. De mens ook niet. Als mens zit je diepgeworteld in de maatschappij waarin je leeft. Je zit diepgeworteld in je werk, je tradities, je relaties. Geloven betekent: je laten ontwortelen. Een gelovig mens is een ontworteld mens die niet meer leeft van brood, van geld, alleen. ‘Maak je los’, zegt Jezus. Dat is de ene kant. Dan volgt de andere kant: ‘plant je in zee!’ Water is de oorsprong van alle leven, dat weet elke tuinman. De zee is het Bijbelse beeld geworden van de machtige en majestueuze God. De gelovige mens zal niet sterven door zijn ontworteling, als hij in en vanuit God leeft. Dan redt hij niet alleen zijn eigen leven, maar hij geeft een rijkdom aan leven verder. Zoals in ons verleden tienduizenden missionarissen zich hebben losgemaakt van hun geboortegrond, om heil en zegen aan te zeggen - in Gods naam. Het is geloven metterdaad, dat zich uit in grenzeloos hoop en liefde
 
De eerste lezing sluit hier helemaal bij aan Het is een wanhopige smeekbede van de profeet Habakuk. Tweemaal staat er ‘hoe lang nog?’ en drie keer ‘waarom?’. De profeet voelt zich wanhopig en van God verlaten. Deze tekst uit Habakuk is ongetwijfeld gekozen om de kracht van de geloofstrouw van de profeet. In beide lezingen krijgt de lezer een hart onder de riem: wat er in geloofskracht in je leeft, houdt je als mens op de been. In geloof schuilt bemoediging en kracht. Geloof, en daarmee Liefde en Hoop, houden je overeind.
 
Geloof is een gave, louter genade. We mogen er om vragen, zoals eertijds de apostelen dat deden: ‘Heer, geef ons méér geloof!’ Wat geleerde mensen soms hun hele leven naar zoeken, wordt eenvoudige vissers in de schoot geworpen. Als we het zouden aandurven om ons los te maken uit de grond van zelfgenoegzaamheid en zelfverzekerdheid, zouden we ons opnieuw mogen wortelen in de liefde van God. Dan leven we in een wereld waarin de liefde het wint van de vergelding. Een wereld die niet in geld is uit te drukken, maar alleen in woorden van geloof, hoop en liefde! 
 
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam