nicolaaskerk.jpg

Dinsdag 1 november 2016 - Allerheiligen

ALLERHEILIGEN
 
Dinsdag 1 november 2016
Lezingen: Apocalyps 7:2-4.9-14 en Matteüs 5:1-12a
 
Het is al weer heel lang geleden dat ik een geboortekaartje in de bus kreeg, met daarop de tekst: ’Met dankbaarheid aan God geven wij kennis van de geboorte van onze Jan. Peter en meter zijn...’ Het laatste geboortekaartje dat ik ontving had de volgende tekst: ‘Hoera, Daphne is er. Gaaf hè?’ En op datzelfde kaartje stond dat niet alleen moeder en kind ’s middags rusten, maar dat vader elke dag ook een uurtje ging meepitten! En dat moet ook, want tegenwoordig ben je sámen zwanger, ga je sámen naar de zwangerschapsgymnastiek en beval je ook sámen.
 
Laat ik geen kritiek hebben op de geboortekaartjes van vandaag. De ouders bedoelen het meestal allemaal heel oprecht. Misschien hebben we de naam van God vroeger weleens al te gemakkelijk verbonden met ons menselijk leven. Maar bij de geboorte is het toch niet overmoedig om Gods naam te verbinden met het nieuwe leven, dat van Hem afkomstig is? Kunnen we ons nog écht verwonderen in ons leven. Hebben we nog tijd om ons te verwonderen over het opengaan van een bloem, de geboorte van een kind (die we tegenwoordig zélf maken), het sterven van een medemens? Steeds meer lezen we in de krant bij overlijdensadvertenties: ‘De begrafenis heeft in stilte plaatsgevonden’. Is er in onze wereld voldoende plaats voor het wonder van liefde en menselijkheid?
 
In het Evangelie horen we vertellen over mensen die intens geloofden in het wonder van Geloof, Hoop, Liefde, Barmhartigheid en Medemenselijkheid. Zij zijn opgevallen, niet omdat ze voortdurend op zoek waren naar iets nieuws, naar het buitengewone, maar omdat zij op zoek waren naar het wonder in hun eigen leven. Het zijn mensen die indruk maakten, omdat ze God en andere mensen het volle pond gaven. Ik denk aan die vrouw van 84. ‘Ze was zorgzaam en goed’ stond er boven haar rouwadvertentie. Ze heeft een stel kinderen grootgebracht in de moeilijke oorlogsjaren. Ze stond altijd klaar voor de ander. De nood van de ander was haar nood. Ze wilde je altijd iets geven, als je bij haar was. Alles heeft ze nu gegeven, tot zelfs haar man toe. Nu is ze totaal opgebrand, uitgeblust. En iedereen zei op haar begrafenis: ‘Als er ooit iemand in de hemel komt, dan is zij het wel!’ Zij leefde vanuit de liefde en was zo menselijk… zo dicht bij God!
 
Veel mensen zijn groot geworden in 't alledaagse. Ze zijn naamloos de weg van Jezus gegaan. Het zijn mensen die God en hun doopsel trouw zijn gebleven tot de laatste snik. Het zijn ándere mensen die God zalig prijst, dan die welke in onze STER-reclames worden heiligverklaard. Met zijn zaligsprekingen geeft Jezus de gewone burger weer moed. Jezus heeft het over ‘de Armen van Geest’.  Vervloekt en gediskwalificeerd ben je, als je de spelregels van deze wereld niet kent, als je niet op de hoogte bent, op ónze hoogte. Maar het gaat Jezus om de gewone mens, soms bijna naamloos verdwenen in een zorgcentrum. Zij vormen voor God de belangrijkste schakels in zijn goddelijke ketting. In die menselijke keten komen we grote namen tegen: Abraham, Mozes, David, Jeremia, Job, Jezus van Nazareth, Paulus, Sint Jan de Doper. Maar ook de naam van tante Bep die zo'n rustpunt binnen de familie was. Ook de naam van je eigen moeder die, ondanks haar tekorten, vier kinderen heeft grootgebracht. Heilig zullen ze nooit worden verklaard. Maar de vraag is of dat wel nodig is, want z zijn voorgoed thuis bij God.
 
Heiligen zijn mensen van vlees en bloed, ooit door God in beweging gezet, door God aangeraakt. Zalig zijn ze, omdat ze geloofden in de groei van anderen en in de groei van zichzelf. Zalig zijn ze, omdat ze in het leven niet alle pijn hebben weggepraat, goedgepraat, doodgezwegen, ontkend. Zij hebben de pijn ontmaskerd als geboortepijn, als een groeipijn. Mensen hebben een geweldige levenskracht in zichzelf. Krachten om te groeien, te veranderen, in beweging te komen. Krachten ook om écht met mensen verbonden te zijn. Ooit is er Iemand geweest die een kind in ons midden plaatste en zei: ‘Kijk, dat bedoel ik nou! Van een klein kind straalt het ervan af’.
 
Ik lees graag levensverhalen over mensen die de doem te boven kwamen. En omstanders begrepen dat ze mensen van goud waren. Zij hebben ervaren: God is in hen onder ons. Hij is in ons hart en in ons geweten, in onze moed en levensdurf. Zij zijn de weg gegaan van Jezus, de heel-maker bij uitstek. Hij die ons heeft geleerd dat alleen de liefde in staat is om de brokstukken van ons leven weer aan elkaar te lijmen. Jezus, als de kostbaarste schakel in de menselijke keten. Wij mogen leven: Hem achterna!
 
Gewone mensen, naamloos verdwenen in de geschiedenis. Bekende mensen ook, van wie wij van generatie tot generatie de namen hebben doorgegeven. Mensen als Barbara, Caecilia en. Christoffel. Zijn die heiligen afgeschaft? Zolang er mensen zijn die tegen de verdrukking in zingen, bestaat Caecilia. Zolang er in ons land nog een Christoffelschool is, waar Nederlandse en buitenlandse kinderen samen optrekken, wordt Christus verder gedragen en is Christoffel, de Christusdrager, levend in ons midden. Zo lang er nog plekken zijn waar we onze lieve doden in Gods naam begraven, zie ik het beeld van de heilige Barbara zo voor me.
 
144.000 getekenden! Daar komen ze twee aan twee: Theresia, door vuur verteerd, Elisabeth met een schoot vol rozen, Lodewijk de Vrome, Peerke Donders, Titus Brandsma, Augustinus, Urbanus, Edith Stein. De weduwe en de bisschop, de profetes en de luisteraar, de martelaar en de belijder, Felicitas en Perpetua. Geluk en wijsheid, hand in hand. Ze zeggen en ze zingen: ‘niet aan ons is alle eer maar aan God. Ik, klein, toevallig, gespleten soms. Maar ze zitten in de goede richting. En de grote menigte dan? De naamlozen, ongeteld, onze eigen lieve doden? Waar zijn ze gebleven: de kinderen van Syrië, vrouwen weggebombardeerd als oud vuil, mannen gevallen in een oorlog zonder zin? Waar zijn onze dierbaren, verdwenen soms zonder groet, toevertrouwd aan de aarde, weggegeven aan de wind? Mensen verdwenen achter de horizon. Maar God kent hun namen. Als je dat niet kunt geloven: spel dan de naam van je lieve doden maar, letter voor letter, aandachtig. Steek een kaars voor ze op, of zwijg en laat je tranen gaan.
 
Armen, treurenden en vredestichters. Het zijn de mensen die de wereld bewoonbaar maken en bewoonbaar houden. Zonder zulke mensen zou de wereld een hel zijn. Heel-makers zijn het, die tijdens hun leven niet afbrokkelden, maar heilig werden, d.w.z. dat ze heel-makers zijn, in staat waren de brokken, die we telkens weer maken, aan elkaar te lijmen. En daarin zijn ze voor ons een richtingaanwijzer. Allerheiligen, feest van Gods heel-makers. Ze zijn gestorven, voor hun leven zijn we dankbaar jegens God…

Met Allerheiligen en Allerzielen vieren wij de band tussen levenden en doden. Morgen komen we samen rond Allerzielen. Dan mogen we vieren dat er altijd een brug hangt tussen het land van de levenden en het land van de doden. Al weet ik en erken ik dat Allerzielen voor velen nog net een brug te ver is... Graag tot morgen…
 
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam