Resurrection_24.jpg

Donderdag 2 februari 2017 - MARIA LICHTMIS - OPDRACHT VAN DE HEER

Lezingen: Maleachi 3:1-4 en Lucas 2:22-40
 
In de Ardennen staat ergens een klein kerkje. Het heet Église des lampes Ardennes. Er is daar geen elektrisch licht. Als mensen binnenkomen, krijgen ze achterin een lampje mee. Wanneer er maar een paar mensen zijn, tekent dat licht zich griezelig af tegen het plafond. Je ziet grote schaduwen. Als er veel mensen zijn, wordt het een feest. Dan is er sfeer, gezelligheid en warmte. Weinig mensen in een helverlichte kerk is geen feest. Veel kerken doen de achterste lampen maar uit. Toch blijven er mensen daar in het donker zitten, verknocht als ze zijn aan hun eigen plekkie!
 
In de kerk gebruiken we veel kaarsen. Kaarsen begeleiden een mens van zijn wieg tot het graf. Bij de doop wordt de doopkaars ontstoken aan de Paaskaars. Als klein kind kregen we het licht in handen met de opdracht om zélf licht in de wereld te zijn. Verder kennen we de kaarsen van de groene Adventskrans, de kaarsjes van de kerstboom, de kaarsen van Maria Lichtmis, de gekruiste Blasiuskaarsen, de grote Paaskaars, beeld van de verrezen Christus, die als geen ander Licht-van-de-wereld wilde zijn. En tenslotte branden op ons stervensuur en tijdens onze uitvaart nog eenmaal kaarsen. En ook de Paaskaars zal dan ontstoken zijn. Een teken dat zelfs de donkerste donkerte van de dood het nooit kan winnen van het licht.
 
Precies veertig dagen na Kerstmis is het 2 februari, Maria Lichtmis. Zo noemden wij het feest vroeger. Tegenwoordig spreken we liever over de ‘opdracht van Jezus in de tempel.’ Je zou verwachten dat heel Jeruzalem zou uitlopen op de dag dat het Licht van de Wereld de tempel werd binnengedragen. Maar het kerstkind is niet gekomen om alle eer voor zichzelf op te eisen. Tot viermaal toe staat er in het Evangelie dat het kind zich zal onderwerpen aan de ‘Wet van God’. Jezus staat daarmee in de traditie van zijn volk. Een Bar-Mitswa, een Zoon van de Wet, zal er uit dit kind groeien.
 
Wat gebeurt daar eigenlijk op die veertigste dag na de geboorte? Het heeft te maken met het oude Paasverhaal van Israël. De zonen van Egypte stierven, de eerstgeborenen van Israël werden gespaard. Maar Israël zei: dat is niet vanzelfsprekend, we zijn geen haar beter dan die mensen in Egypte. Het is puur genade van God. Daarom spraken zij af hun eerstgeborene aan God op te dragen.
 
 Nadat de korte plechtigheid achter de rug is, komen er twee mensen op Jozef en Maria af, een man en een vrouw. Voordat ze van hun verbazing bekomen zijn, heeft de man het kind al in zijn armen. Hij zingt een soort psalm en spreekt moeilijk te begrijpen woorden. De vrouw begint te orakelen tegen mensen in de buurt. Wie erlangs zou lopen, zou niet veel anders zien dan en klein onopvallend groepje mensen. Zoals er zoveel van die groepjes staan op het tempelplein. Overal plukjes biddende en pratende mensen.
 
En wie is die oude Simeon, die het kind in zijn armen houdt? ‘Hij is oud en moe’ zegt de traditie. ‘Laat nu, Heer, uw dienaar in vrede gaan.’ Je zou ook kunnen lezen: ‘laat uw dienaar in vrede gaan, want het is gebeurd, ik heb het mogen beleven. Oude Simeon, leg nu je hoofd maar neer, want de Messias is eindelijk gekomen.’ Maar dat staat er niet! Er staat letterlijk: U hebt, o Heer, uw dienaar losgemaakt’. Geheimzinnige woorden. Wat is dat losmaken? We komen het tegen in Lucas 13: een kreupele vrouw wordt losgemaakt en kan weer lopen en in Lucas 14: iemand met oedeem wordt losgemaakt en kan weer op beide voeten verder.
 
De oude Simeon zingt een loflied. De kerk van het westen heeft van dit lied van Simeon een avondgebed gemaakt, maar Calvijn besloot er het Avondmaal mee: laat mij nu aan de gang gaan! Zo verlaat Simeon de wachterspost en gaat hij opnieuw het leven in. Lucas vertelt het verhaal van de man die het zag, die het zag tot in het diepst van zijn hart. Geen stralend Kind zag hij, maar een Kind dat bestemd is tot val en opstanding van velen.
 
2 Februari is het feest Maria Lichtmis, feest van het licht. Kaarsen staan symbool voor ons leven. Boven aan elke kaars brandt het licht dat duisternis kan doorbreken en warmte kan geven. Daaronder de was, die stil en bescheiden in de vlam vergaat. De was verzet zich niet, is toonbeeld van bereidheid. De kaars is bereid om dáár te branden waar ze wordt neergezet. De kaarsen die wij bij Maria branden drukken haar en ons leven uit, en hopelijk onze bereidheid om dáár te ontvlammen, waar duisternis de mens in zijn greep houdt.
 
Als er maar enkelen licht willen zijn, dan ziet de wereld er grimmig en schimmig uit. Maar als velen hun licht brandende houden, wordt de wereld warm en gezellig en verdwijnt de duisternis. Klaag dus niet dat de tijden duister zijn, maar steek zelf uw licht op! En de duisternis zal verdwijnen. Wat een belofte! En het gaat er niet om dat wij een thermometer zijn die de warmte meten in onze omgeving, maar dat wij veranderen in een thermostaat die zelf warmte geeft. En dat wilde Jezus zijn: een thermostaat die warmte geeft aan ieder mens die Hij tegenkwam.
 
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam