foto0048_edited.jpg

Zondag 12 februari 2017 - OMGAAN MET WETTEN EN REGELS

6e zondag door het jaar – A
Lezingen: Jezus Sirach 15:15-20 en Matteüs 5:17-37
 
Als Nederlander word je geacht de wet te kennen.  Maar onze wetboeken worden steeds dikker. Aangevuld met allerlei regels, en plaatselijke verordeningen. En intussen reikte de politie al zoveel rode en gele kaarten uit, dat we tegenwoordig twee jaar moeten wachten voordat we mogen zitten! Maar is ons leven door al die wetten en regels en verordeningen er ook beter op geworden? Krijgen wij bijvoorbeeld in de sport door al die voorschriften en regels beter voetbal? Natuurlijk niet! Het is net als met een visnet: hoe fijner de mazen zijn, des te meer gaten zullen er ontstaan. Hoe fijner de wet, hoe groter de mazen. En voor al die gaten maken we nieuwe wetten. En die leveren weer nieuwe mazen op!
 
Jezus heeft daartegen geprotesteerd. ’Met al die wetten’, zegt Hij, ‘wordt het leven er niet beter op’. Het is bij voetbal niet voldoende om je alleen aan de spelregels te houden, er moet ook gevoetbald worden! Dat geldt ook voor het spel van ons leven. Regels en wetten onderhouden, dat is het minimum. Maar met het recht in je hand kun je ook de grootste onrechtvaardigheid bedrijven! Daarom vervolmaakt Jezus in zijn Bergrede, waar we de komende weken uit lezen, de Wet, en zegt Hij ‘Jullie hebben gehoord dat er tot onze voorouders (in de Tien Geboden) is gezegd: Gij zult niet doden, maar Ik zeg u: Wie vertoornd is op zijn broeder, is al strafbaar voor het gerecht’. 
 
Jezus grijpt terug op de éigenlijke betekenis van de Tien Geboden. Bij 'vervolmaking' denken wij aan een serie nieuwe wetten, regels en geboden. Maar Jezus wijst ons vanmorgen op het hart van de wet. Jezus keert zich tegen die mensen die regels en wetten zien als einddoel in het leven, Mensen die niet kijken naar de zin van de wet, maar voortdurend op zoek zijn naar de mazen van het bestaan. Hoe kan ik - liefst legaal - onder de wet uitkomen. Jezus eist van ons dat er gevoetbald wordt. Dat we in het leven niet de kantjes ervan af lopen. Ook als je je aan de spelregels houdt, kun je de grootste onrechtvaardigheid bedrijven! Het eigendomsrecht bijvoorbeeld - ooit bedoeld ter bescherming van de armen - blijkt een speculantenwapen tegen daklozen te zijn.
 
Paus Franciscus heeft in meerdere toespraken gezegd dat wij niet aan de buitenkant van de wet moeten blijven staan. We weten allemaal precies hoe het hoort en oordelen en beoordelen elkaar volgens die maatstaven. Maar zijn we niet allemaal mensen die het leven moeten leren met vallen en opstaan? ‘In dat opzicht zijn we allemaal, uw paus incluis, zondaars’. We moeten niet aan de buitenkant van de wet blijven staan. Het gaat uiteindelijk om de lucht die we elkaar moeten gunnen op onze levenstocht.
 
Van een mens wordt meer verwacht dan het uiterlijk onderhouden van de wet. Je bent geen goed mens, omdat je elke zondag naar de kerk gaat. Want voor écht geloven komt meer kijken! De wet zegt: ‘Gij zult niet doden’. ‘Prima’, zegt Jezus, ‘maar er is méér tussen hemel en aarde, want je kunt mensen op verschillende manieren om het leven brengen. Niet enkel door vergif of door een revolver. Je kunt mensen ook doodzwijgen, als lucht beschouwen, doen alsof ze eenvoudigweg niet bestaan Van een christen wordt verwacht dat Hij doorstoot naar het hárt van de wet. Alles draait uiteindelijk om de liefde. Het is zoals de dichter Adriaan Morriën dat zo treffend heeft verwoord:
 
- Ik zal je niet slaan, maar je ook niet strelen
- Ik zal je nooit bijten, maar ik zal je ook niet kussen.
- Ik zal je niet overweldigen, maar ook niet met je spelen.
- Ik zal je niet doden, maar je ook niet laten leven.
 
De dichter heeft gelijk: er sterven meer mensen door onverschilligheid dan door haat. Mensen die grote ruzie hebben communiceren in ieder geval nog met elkaar, maar mensen die elkaar ijskoud laten, leiden een doods en bevroren bestaan. Nergens zijn mensen zo eenzaam dan op plaatsen waar mensen samenleven onder één dak, maar die elkaar niets meer te vertellen hebben. Proberen wij door de spelregels heen door te stoten naar het spel van God met de mensen. Wie ben ik eigenlijk? Ik verwonder me erover dat juist ik besta. Wie ben ik dat ik dit leven mag leiden? Wie ben ik in Gods naam dat ik mensen - soms 'n levenlang - in liefde mag vasthouden?
 
Mensen zijn geboren uit God, komen uit zijn hand. Om het wat onhandig te zeggen: wij ontlenen ons genetisch patroon aan God. Jezus zegt het op een andere manier. Hij zegt dat we - komend van God - als God moeten zijn. We dienen dus als God te zijn in onze omgang met het leven, in onze omgang met elkaar. Dat is de reden waarom we elkaar niet de dood aan mogen zeggen, maar ook niet tot ding of lustobject maken, niet voor het gerecht, niet in onze alledaagse handel en wandel, en zeker niet wanneer we getrouwd zijn met elkaar.
 
We moeten liefhebben, zoals God liefheeft. Dat is een hele opgave. Dat is de opgave van de acht zaligheden en van de Bergrede waarvan het evangelie van vandaag deel uitmaakt. Een opdracht die als een steile berg vóór ons staat, meer dan duizend meter hoog, tot in de hemel zelf. En hier helpt de wet ons verder. Hij is richtsnoer in ons leven. Gods Wet helpt ons op koers te blijven. Die wet van God is voor mensen bereikbaar, ook al lijkt dat soms onmogelijk. Toen de eerste mens op de maan landde, landde dé mens daar. Een vermeende onmogelijkheid was een feit geworden. Als Jezus door al die wetten heenstapt en verder reikt om het ideaal te verwezenlijken, doet een méns dat. Het ís dus mogelijk: maar alleen als we in het leven ons meer gericht zijn op het spel dan op de knikkers van onze welvaart!
 
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam