Zondag 18 juni 2017 - Sacramentsdag - LEVEN IN DE GLORIA

Lezingen: Deut.8:2-3.14b-16a; 1 Kor.10:16-17 en Johannes 6:51-58
 
‘Lang zal hij leven!’. Vaak wordt dit lied gezongen. Je wenst iemand toe dat hij of zij nog lang van dit leven mag genieten. Wat kun je iemand beter toewensen dan: lang zullen ze leven. Maar di Lied is niet zo vanzelfsprekend. Er zijn heel wat mensen die het leven wat minder zien zitten. Voor hen hoeft dat leven niet zo. Zij ervaren het leven als een loodzware last en als het vandaag zou aflopen, dan zouden ze dat niet betreuren. Bij sommigen loopt dat zo hoog op, dat ze proberen heer en meester van hun eigen leven te worden. Dagelijks, alleen al in Nederland, proberen gemiddeld 22 mensen er definitief een punt achter te zetten.
 
Een aantal jaren geleden was de vraag klemmend of er wel leven na de dood zou zijn. Tegenwoordig vragen we ons af of er wel voldoende leven vóór de dood zal zijn. Met leven wordt dan niet alleen ons biologisch voortbestaan bedoeld, maar ook de vraag naar een zinvol bestaan. Of zoals een collega eens tegen me zei: ‘Wij priesters zijn er niet voor om jaren toe te voegen aan het leven van de mensen. Wij zijn ervoor om leven toe te voegen aan de jaren van de mensen’. Zo'n gezegde blijft je bij en zet je aan het denken. Het gaat om levenszin en om levensvreugde. Leven in de volle zin van het woord. Want in het lied, waarmee ik deze overweging begon, staat niet alleen ‘Lang zal hij leven’, maar er staat achter: in de gloria! En dat heeft alles te maken met de zinvolheid van het menselijk bestaan. Niet alleen de jaren tellen, maar ook hoe je als mens die jaren invult. En of er wel voldoende te leven valt. 
 
Het Evangelie van vanmorgen is kort. Maar in deze acht verzen wordt niet minder dan negenmaal over leven gesproken. Dat zegt eigenlijk álles over de levenshouding van Jezus. Hij was zo overtuigd van de mogelijkheden die in elk mens aanwezig zijn dat Hij het niet kon aanzien als iemand verpieterde. In zo iemand wilde Hij als het ware zijn eigen levensadem inblazen. Om in leven te blijven moet je eten en drinken. Maar om geestelijk te blijven leven heb je ook voedsel nodig. Jezus wilde niets liever dan zelf dit voedsel zijn. Dat is eigenlijk een prachtig beeld: dat je eten en drinken voor iemand wilt zijn. Wij leven in een wereld waarin mensen steeds meer tot een nummer worden. Een mensenleven is blijkbaar maar weinig waard, als dat leven niet omhangen is met bank- en gironummers. In ons denken zijn de mensen op de eerste plaats statistische eenheden geworden, geen levende wezens van vlees en bloed.
 
Wij vieren vandaag Sacramentsdag. Het feest van Witte Donderdag wordt nog eens dunnetjes over gedaan. Toen stond dit feest te veel in het teken van de lijdensweek. Sacramentsdag als het feest van breken en delen. Een prachtige slogan? Want hoe anders ziet de werkelijkheid eruit? Overal ter wereld staan allerlei mensen met remmingen tegenover elkaar. Volkeren tegenover volkeren, echtgenoten tegenover echtgenoten, ouders tegenover hun kinderen. Sommigen van ons hebben al tientallen jaren geen enkel contact meer met broers, zussen of andere familieleden. Wie durft spreken van ‘breken en delen’? Onze economie brengt het grootste gedeelte van deze wereld alleen maar dood, ellende en ondergang. Onze manier van leven kost jaarlijks duizenden mensen het leven!
 
Deze problemen worden niet opgelost met geweld. Een betere wereld kun je niet afdwingen of forceren, zoals je ook een goed huwelijk of een fijne vriendschap niet kunt afdwingen. Vriendschap trek je niet uit de grond, want dan verwijder je de vriendschap met wortel en al. Zo kun je ook de eenheid binnen onze kerk niet afdwingen, want dan maak je nog meer kapot. Échte liefde, échte vriendschap, échte vrede, échte eenheid: ze zijn zo teer als de bloemen op het veld. Je kunt er alleen maar goed voor zorgen, flink water geven op zijn tijd en dan maar wachten op het wonder van de groei.
 
Enkele jaren geleden heb ik een jonge moeder begraven. Na een tijd van opstandigheid was zij tot berusting gekomen. Zij had de dood in haar leven aanvaard. Alleen één ding kon ze bijna niet aanvaarden. In haar laatste uur fluisterde ze nog: ‘Wat zou ik nog graag bij mijn kinderen blijven. Ze hebben me nog zo nodig, vooral de kleinste. Ik zou nog graag bij hen blijven en voor hen zorgen’. Dat was ook de grote verzuchting van Jezus. Hij wist hoe zijn vrienden en vriendinnen achterbleven als schapen zonder herder. Wat die moeder niet kon, heeft Jezus wel kunnen doen. In zijn liefde heeft Jezus het uiterste gedaan wat Hij doen kon. Hij zei: ‘Ik laat jullie niet als wezen achter. Ik zal bij jullie blijven’. Hij nam het brood in zijn handen en zei: ‘Dit is mijn lichaam gebroken voor jullie’. Hij nam een beker fonkelrode wijn en zei: ‘Mijn bloed, voor jullie vergoten, zelfs voor hen die mijn bloed wel kunnen drinken.’
 
De grote theoloog Thomas van Aquino noemt Jezus ‘Pie Pelicane’. De legende vertelt dat de pelikaan, als zij in de woestijn geen voedsel meer kan vinden voor haar jongen, met haar bek haar borst opent om met haar bloed haar jong tot voedsel te dienen. Johannes, de Evangelist, zegt: ‘En het Woord is vleesgeworden en heeft onder ons zijn tent opgeslagen’. Daarom noemen we de plaats waar de heilige Gaven worden bewaard ook ‘Tabernakel’, al zitten er loodzware deuren voor. Dat woord betekent ‘Tent’. God wil ons in zijn tent nabij zijn.
 
In het vieren van de Eucharistie zetten wij Jezus opdracht voort om met en voor elkaar het leven zinvol en leefbaar te maken. En vele jaren heb je als mens blijkbaar niet eens zoveel nodig om werkelijk mens te worden. Jezus was maar 33 jaar gegeven. Maar in die korte tijd wist Hij zijn vrienden duidelijk te maken waar de zinvolheid van het bestaan gelegen was. In het er zijn voor anderen, zoals God er wil zijn voor ons. Jezus, die heeft laten zien dat niemand in dit leven mag worden afgeschreven. Tollenaars en zondaars waren welkom bij Hem. Kom aan tafel en blijf niet aan de kant staan, was zijn levensmotto. Iedereen is uitgenodigd om te leven in Gods Gloria!
 
Tot viermaal toe wordt vandaag in het evangelie gesproken van ‘Bloed’. Dat heeft alles te maken met de dood van Jezus. Zo opkomen voor anderen, zoals Hij gedaan heeft, kan ingrijpende gevolgen hebben. Maar laat je niet afschrikken, want zelf Zijn stervensuur ging het bij Jezus niet om de dood, maar om het leven. Eucharistievieren betekent dat je van God het leven krijgt en doorgeeft aan elkaar. Dat is een hele mond vol. Maar het betekent dat je het aandurft om je te laten volstromen met de Geest van Jezus Christus. Dat je leeft voor anderen, bevrijdend, bruisend, voluit.
 
Hoe je het ook wendt of keert, het gaat in het Christendom om een bepaalde manier van leven, en om een bepaalde wijze van omgaan met elkaar. Straks krijgen we weer van dat gewone/ongewone brood. Om duidelijk te maken dat een mens niet leeft van brood alleen, laat staan van louter koekjes van eigen deeg. Wie straks bij het ontvangen van het Brood ‘Ja en Amen’ zegt, mag weten dat daar de nodige consequenties aan verbonden zijn. Het is ‘Ja en Amen’ zeggen tegen ons omgaan met God en ons omgaan met elkaar. Het is ‘Ja en Amen’ zeggen tegen het leven. ‘Ja en Amen’ zeggen tegen de opdracht van Jezus om in zijn naam met elkaar het levensbrood te breken en te delen. Dichtbij en op wereldschaal... Neemt en eet. Kom gerust, maar weet wat je dan als volgeling van Jezus te doen staat! Het is de enige manier om lang te leven: in Gods gloria!
 
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam